"Check This Out!" door Kees van Hogeloon

SV Eeuwig Schaak

Johan Goorden en de geheimen van het eindspel

Het schaakspel kan men verdelen in drie verschillende fases. De eerste fase is de opening, waarin de stukken ontwikkeld worden en de koning naar een veilige plaats gebracht, meestal door te rocheren. De tweede fase is het middenspel, waarin de stukken ten strijde trekken en de koning vanuit een veilig hoekje toekijkt en hoopt zelf niet in de strijd betrokken te zullen raken. Het eindspel is de fase, waarin er zo weinig stukken meer over zijn gebleven, dat de koning uit zijn veilige schuilplaats kan komen en actief gaat meedoen met het spel. "Hoe minder stukken op het bord, hoe makkelijker het spel is", lijkt een logische redenatie, maar die gaat in het schaken niet op. De meeste schakers vinden het eindspel juist de moeilijkste fase van het spel. Dat heeft twee oorzaken. Ten eerste geldt in het eindspel dat één klein zetje verkeerd in het eindspel meteen desastreuze gevolgen kan hebben, die pas vele zetten later aan het licht kunnen komen. Ten tweede krijgen veel spelers het eindspel maar af en toe op het bord, zodat ze er ook weinig routine in op kunnen doen. Heel veel partijen worden reeds in het middenspel beslist en vaak geeft de tegenstander al voor het eindspel op of is het eindspel dat overblijft zo duidelijk gewonnen voor de één dat er bijna niks meer fout valt te doen. En als het dan toch een keer aankomt op het eindspel… dan krijgen veel clubschakers de kriebels, want "o jee, hoe moest dat ook weer precies?"

Johan Goorden geeft enkele keren per jaar schaakles aan de volwassenen. Zo ook afgelopen week en dit keer behandelde hij het eindspel. Hij rekende af met enkele vooroordelen: dat het eindspel niet te leren zou zijn en dat het bestuderen van het eindspel saaie kost zou zijn. Het feit dat Johans les, dankzij een gedegen voorbereiding (Johan had er 8 uur aan voorbereiding ingestoken!) allesbehalve saai was, was meteen de weerlegging van het meest taaie vooroordeel over eindspelen. Een samenvatting van de inhoud van Johans les is terug te vinden in het kerstnummer van het clubblad van Eeuwig Schaak.

In het eindspel spelen de pionnen vaak de hoofdrol. Bijna altijd gaat het er in het eindspel om als eerste een pion aan de overkant te krijgen, zodat deze tot dame promoveert. Mat zetten komt daar na wel. Belangrijk thema is dan vaak de "doorbraak", zoals in de volgende stelling:

Wit wint op de volgende wijze: 1.f5-f6! Als zwart doorschuift is het simpel: 1…,g7-g6 2.h5xg5 en of de f-pion of de g-pion promoveert. Als zwart slaat is de winstvoering iets moeilijker: 1…,g7xf6 2.f2-f4,Kc3-d4 3.g4-g5,f6xg5 (3…,hxg5 4.h6 en de h-pion promoveert) 4.f4xg5,Kd4-e5 (ook nu kan 4…hxg5 niet om dezelfde reden) 5.g5xh6,Ke5-f6 6.Kc1-c2 en nu ontstaat de volgende stelling:

Nu krijgen we te maken met een ander bekend thema uit het eindspel: zetdwang. Zwart moet een zet doen, maar heeft alleen nog verliezende zetten. Maar een beurt overslaan mag bij schaken nu eenmaal niet. Zwart kan nog even 6…,c4-c3 spelen, maar na 7.Kc2xc3 moet zwart een zet met de koning doen, waarna de witte pion op h6 ongehinderd naar h8 loopt.
Deze stelling komt overigens uit een heel oude partij, tussen Lasker en Moll uit 1904. Maar je zou deze of een soortgelijke stelling ook zomaar op je eigen bord kunnen krijgen. Als wit op de eerste zet 1.f4 of 1.g5 had gespeeld, had zwart met 1…,f6 de stelling geblokkeerd en had wit de partij zelfs nog verloren. Dat is het moeilijke van het eindspel: op het eerste gezicht onbeduidende verschillen hebben catastrofale gevolgen!

Voor meer informatie over Eeuwig Schaak: home.concepts.nl/~mkoek.

Dit stukje verscheen op woensdag 28 november 2007 in Weekblad De Rucphense Bode.

"Check This Out!" Archief