"Check This Out!" door Kees van Hogeloon

Variaties op het schaakspel

Het schaakspel verveeld nooit, maar af en toe even net wat anders kan verfrissend werken. Daarom zijn er diverse alternatieve schaakspelen verzonnen, doorgaans overigens met weinig succes. Zo wordt bij de jeugd wel eens "weggeefschaak" gespeeld, waarbij het de bedoeling zo snel mogelijk al je stukken te verliezen. Slaan is hierbij verplicht (net als bij dammen) en de koning geldt als een gewoon stuk, dat net zo goed weggegeven mag worden. Na een potje of vijf is de lol er meestal af en wordt dit spelletje niet meer gespeeld.
Diverse lieden claimen het schaakbord voor een spel met 3 i.p.v. 2 personen uitgevonden te hebben, in de hoop hiermee het ei van Columbus gevonden te hebben. Alle "uitvinders" komen met precies hetzelfde bord op de proppen en niemand weet van wie het idee nu oorspronkelijk geweest is. Waarschijnlijk zijn inderdaad meerdere mensen op precies hetzelfde idee gekomen. Niemand is er rijk van geworden, want tot dusverre is het schaken voor 3 geen succes. Belangrijkste reden hiervoor is dat geen enkele fabrikant het aangedurfd heeft deze borden massaal te gaan produceren, zodat het nog steeds erg moeilijk en duur is aan het bord voor 3-persoonsschaak te komen. Waarschijnlijk hebben die fabrikanten groot gelijk. Na enkele potjes oefenen blijkt al snel wat de juiste strategie is bij een potje met 3 personen: absoluut niks doen en afwachten tot de andere twee elkaar genoeg verzwakt hebben. Zo is de lol er snel af.
Andere schaakvarianten met afwijkende borden zijn alleen te zien in een rariteitenkabinet. Leuk dat iemand zoiets heeft bedacht, maar wat moet je er verder mee?
Op het Midwintertoernooi stond een bord dat twee keer zo breed en bijna twee keer zo lang was als een normaal schaakbord, met een dubbele set stukken. Er werden op het Midwintertoernooi diverse potjes op gespeeld, maar er was niemand die er echt mee verder wou gaan.
Alle stukken weglaten en alleen met pionnen (eventueel met koning) schaken is een goede training voor het eindspel. Deze vorm van training is net zo populair bij schakers als de looptraining bij voetballers. Aangezien deze training (te) weinig wordt gestimuleerd door jeugdleiders, zie je jeugdschakers het pionnenspelletje eigenlijk nooit spelen. Jammer, eigenlijk.

Eén variatie op het schaakspel is wel redelijk populair geworden: doorgeefschaak.
Bij doorgeefschaak speel je met 2 tegen 2. Het ene teamlid speelt met wit de ander met zwart. Als een stuk geslagen wordt, wordt dat doorgegeven aan de partner. In plaats van een zet mag je één van de stukken die je van je partner hebt gekregen op een vrij veld op het bord plaatsen, met enkele restricties. Je mag niet schaak of mat geven met dat stuk en pionnen mogen niet op de voorste, achterste of op één na achterste rij geplaatst worden. Je kunt de meest krankzinnige stellingen op het bord krijgen, met 3 of 4 paarden, 12 of zelfs meer pionnen of lopers die elkaar dekken. Strategische planning is niet belangrijk meer in dit spel, wel "hakken", matnetten en op je hoede zijn dat overal plotseling een stuk kan opduiken. Soms moet je slaan, louter en alleen omdat je medespeler dringend om een stuk verlegen zit. Al met al ontstaat een spel dat totaal anders is dan het normale schaken. Goede schakers zijn niet per definitie goede doorgeefschakers en goede doorgeefschakers zijn niet perse goede schakers.
Deze vorm is als "tussendoortje voor de afwisseling" zo populair geworden, dat er inmiddels zelfs een officiëel Nederlands Kampioenschap Doorgeefschaak bestaat.


Dit stukje "verscheen" op 7 mei 1998 in Weekblad De Rucphense Bode.